Het harde leven in de Jordaan
- Maurits Vara
- 3 mrt
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 6 okt
De Jordaan is tegenwoordig een van de duurste wijken van Amsterdam. Had je dit aan een Jordanees van begin vorige eeuw verteld, hadden ze je vierkant uitgelachen. Het is nog geen mensenleven geleden dat er gezinnen op elkaar gepropt in kleine eenkamerwoningen woonden, zonder stromend water of riolering, terwijl misdaad en armoede hoogtij vierden.

De Jordaan in 1550
In 1550 was er nog geen grachtengordel en het gebied waar de Jordaan zich bevindt was een groot weiland met enkel het Karthuizerklooster en wat kleine huisjes als bebouwing. Het klooster, dat daar stond van 1392 tot 1614, lag tussen de huidige Lindengracht, Tichelstraat en Karthuizersstraat, en de afwateringssloten van het klooster zouden later de basis voor de grachten van de Jordaan vormen.

In 1612 werd de grachtengordel aangelegd, en de Jordaan kreeg een duidelijke plek in de stad, rechts van de grachtengordel. In deze tijd was de wijk dus nog een net en goed geplande buurt, bedoeld voor de middeninkomens. Gedurende ruim een eeuw bewoonden ambachtslieden en handwerkers de Jordaan, maar vanaf de 18e eeuw begon de wijk snel te verpauperen.

Gangen en forten
Oorspronkelijk was de Jordaan dus een goed georganiseerde wijk, maar door ruimtegebrek werden binnenplaatsen al snel volgebouwd. Hierdoor ontstonden wankele huisjes en een wirwar van smalle gangen. Sommige gangen waren slechts een meter breed, waardoor veel woningen geen zonlicht kregen. De woningen in deze gangen werden 'forten' genoemd. In deze nauwe gangetjes en forten was het leven hard. De smalle ruimtes veroorzaakten dat bewoners dicht op elkaar leefden, waarbij privacy nauwelijks bestond. In de vroege 20e eeuw schreef schrijver Israƫl Querido over zijn ervaringen in deze omgeving, waarin hij het ruwe en ongezonde leven van de Jordanezen beschreef.


Fort van Sjako
Een van de bekendste forten is het Fort van Sjako. Die naam werd gegeven aan een groep huizen, zeg maar gerust rovershol, van de beruchte crimineel Jacob Frederik Muller, ook wel Sjako genoemd. Zijn bende pleegde zware misdaden in de buurt. In 1717 zou Sjako zijn gearresteerd en op gruwelijke wijze gestraft: hij werd op een wiel gebonden, zijn botten gebroken, en uiteindelijk onthoofd.
In dit fascinerende stukje Amsterdamse geschiedenis lopen feit en mythe echter flink door elkaar. Dit fort was geen echte bendevesting zoals vaak wordt voorgesteld. De verhalen zijn namelijk sterk geromantiseerd, vooral door schrijven Justus van Maurik jr. in zijn boek "Toen ik nog jong was" uit 1901. Van Maurik beriep zich op wat hem zou zijn verteld 'door een man op straat die het van zijn grootvader had gehoord die het op zijn beurt weer van zijn vader wist'. In zijn versie was Sjako een soort Amsterdamse Robin Hood: een charmante crimineel die het opnam tegen de rijken. Het fort werd voorgesteld als een ondergronds of ondoordringbaar toevluchtsoord vol geheime gangen. Na onderzoek blijkt er weinig van te kloppen.
Er heeft waarschijnlijk wel een echt persoon bestaan die model stond voor "Sjako". Vermoedelijk was hij een inbreker of dief die begin 18e-eeuw actief was in de stad. Er gaan verhalen dat hij "Jacques Boon" of "Jacques Focquet" heette. Met de plek die later het Fort van Sjako werd genoemd, is geen link te vinden.

ĆĆ©n etage, twee gezinnen
In de Jordaan van de 19e eeuw deelden gezinnen vaak ƩƩn of zelfs een halve etage, met ƩƩn 'beeremmer' voor het hele huis, ook wel 'poepemmer' of 'nachtpot'. Het was niet ongebruikelijk dat buren zich haastten om naar de toilet te gaan, aangezien er nauwelijks privacy was. Deze emmer werd 's ochtends geleegd door de zogenaamde 'tonnenmannen' of 'boldootkar' - de laatste benaming is naar een Nederlands parfummerk, dat werd gebruikt om de ondragelijke stank te maskeren. Deze stank bleef continu hangen in de huizen zelf. Om niet te veel overlast te veroorzaken met deze stank, kwamen de tonnenmannen meestal voor zonsopkomst langs, tussen 4 en 6 uur 's ochtends. Meestal gebeurde dit ƩƩn keer per dag, maar sommige buurten moesten het met minder regelmaat doen.


Cholera
Door de slechte leefomstandigheden werd de Jordaan zwaar getroffen door epidemieƫn zoals cholera. In 1832 stierf 10% van de bewoners aan cholera, en de ziekte bleef de wijk ook in de daaropvolgende decennia teisteren, wat resulteerde in duizenden doden over de jaren heen.
Tijdens de cholera-uitbraak werden zieken in tijdelijke ziekenhuizen verpleegd, zoals het voormalig Luthers Weeshuis aan de Lauriergracht. De ziekte sloeg plotseling toe, en de dood was vaak snel en gruwelijk.

Alcoholisme en Misbruik
Naast de gezondheidsproblemen had de Jordaan ook te maken met misbruik van alcohol, en velen leefden in onveilige omstandigheden. In de kleine woningen sliepen vaak meerdere mensen in ƩƩn bed, en de buurt had een gesloten, achtergestelde gemeenschap. De politie had weinig invloed en was vaak de vijand van de bewoners.
Oproer en opstand
In 1886 leidde een conflict over het verboden 'palingtrekken' tot een gewelddadig oproer. Na het ingrijpen van de politie escaleerde de situatie, en er volgde een veldslag tussen bewoners en leger, waarbij 26 mensen omkwamen.

Na verschillende onlusten en misstanden, zoals het Aardappeloproer en het Jordaanoproer, besloot de stad in de jaren 20 de buurt grondig te renoveren. De wijk werd opgeknapt; gangen en forten werden gesaneerd, wat het begin markeerde van de modernisering van de Jordaan.
Renovatie en de Jordaan van de 20e Eeuw
Vanaf de jaren 60 werd de buurt verder opgeknapt, en in 1972 werd de Jordaan een beschermd stadsgezicht. Vandaag de dag is de Jordaan een van de duurste wijken van Amsterdam: waar vroeger 90.000 arme mensen in krappe huizen leefden, wonen nu zo'n 18.000 welgestelde bewoners in de hippe buurt.



Opmerkingen