Een stad op houten palen
- Maurits Vara
- 3 mrt
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 6 okt
Elke Amsterdammer kent het versje: "Amsterdam, die grote stad, die staat op honderd palen, en als die stad eens ommevalt, wie zal dat betalen?". De stad rust op een onzichtbare basis: miljoenen houten palen die meters diep in de drassige bodem zijn geslagen. Zonder deze funderingen zou Amsterdam niet kunnen bestaan zoals wij het kennen. Maar hoe zit dat precies? Hoe zijn deze funderingen ontstaan, waar komt dat hout vandaan en welke uitdagingen brengen ze met zich mee?

Een stad op palen
In de dertiende eeuw begonnen de eerste bewoners zich te vestigen langs de oevers van de Amstel. Aanvankelijk begon deze nederzetting volledig uit houten gebouwen. Met de eerste stadsrechten in 1275, wilde de stad zich ook als dusdanig uitdragen. Dat kon niet met alleen maar houten huizen en een houten kapelletje. De Amsterdammers begonnen te dromen van een stenen kerk.
Dat bleek echter een grote uitdaging. De ondergrond bestond voornamelijk uit veen en klei, wat betekende dat stenen gebouwen al snel wegzakten. De oplossing? Houten palen diep de grond in slaan, tot ze de stevige zandlagen bereikten. Dit was een doorbraak in de bouwtechniek en zorgde ervoor dat Amsterdam kon uitgroeien tot de wereldstad die het vandaag is.
Het houten kapelletje dat werd verbouwd tot stenen kerkje was de Sint Nicolaaskapel. Dit zou in de jaren die volgden uitgroeien tot de Oude Kerk, een naam die het pas kreeg bij de bouw van een tweede stenen kerk: de Nieuwe Kerk, aan het begin van de 14e-eeuw. Wat tot toen bekend stond als de Kerkzijde werd de Oudekerkszijde, en wat bekend stond als de Windmolenzijde werd de Nieuwekerkszijde. Later werd dit verkort tot Oudezijds en Nieuwezijds. Dit heeft dus niets te maken met de ontwikkeling van de stad zelf; de allereerste huizen stonden namelijk aan de Nieuwezijds.
Houthandel
Veel van het hout dat gebruikt werd voor de funderingen kwam uit Noorwegen. Amsterdam had enorme hoeveelheden hout nodig, en Noorse handelaren leverden graag. Dit zorgde voor een bloeiende handel en een sterke band tussen de twee regioās. De invloed van de Noorse houtimport is vandaag de dag nog steeds terug te zien in de funderingen van de grachtenpanden. Ook kwam er veel hout uit de landen rondom de Oostzee (Zweden, Polen, Duitsland, Rusland, Baltische Staten etc.). Amsterdam zou nog een lange tijd profiteren van deze handel en zou dan ook bekend komen te staan als de 'Moedernegotie'. In ruil voor hout gaven de Amsterdammers vooral zout, vis, wijn en olie, textiel en manufacturen, muntgeld en later ook specerijen en andere koloniale waren. Veel van deze producten waren afkomstig uit het westen en zuiden, waarmee Amsterdam zich ontwikkelde tot tussenstation van Europa.
Heien met de hand
In de middeleeuwen werd heien met de hand gedaan, een fysiek zware klus. Met de brand-veilige stenen constructies ontstond de noodzaak voor stevige funderingen. Vanaf ca. 1275 gebruikte men een "bouwvlot" met korte palen. Een houten heiblok van honderden kiloās werd door tientallen mannen met touwen omhoog getrokken en vervolgens op de paal losgelaten. Dit moest nauwkeurig gebeuren, want een scheve paal kon de hele fundering verzwakken. Ondanks deze inspanningen waren fouten niet zeldzaam, wat later vaak leidde tot scheve of verzakte gebouwen. In de 16e-17e eeuw evolueerde dit naar langere heipalen tot op de zandlaag, wat leidde tot de Amsterdamse funderingsmethode. Heien gebeurde handmatig of met een trekhei, vaak begeleid door liederen. Tegenwoordig worden betonpalen en moderne technieken ingezet om funderingen te verstevigen en schade te voorkomen.

Het water als bescherming
Een opmerkelijk feit over de Amsterdamse funderingen is dat de houten palen onder water moeten blijven om hun sterkte te behouden. Wanneer het grondwaterpeil daalt, bijvoorbeeld door langdurige droogte, kunnen de palen bloot komen te liggen en gaan rotten. Dit vormt een groot risico voor historische gebouwen. Daarom is goed waterbeheer essentieel om de stad letterlijk overeind te houden.
Verzakking en de Dansende Huizen
Toch bleken houten funderingen niet perfect. Veel oude huizen in Amsterdam zijn in de loop der eeuwen gaan verzakken, met als bekendste voorbeeld de ādansende huizenā aan de Amstel. Deze panden, die op ongelijke wijze zijn gezakt, lijken te golven alsof ze meebewegen met het water. Dit maakt ze tot een iconisch gezicht voor toeristen, maar tegelijkertijd een uitdaging voor eigenaren en bouwkundigen.

Zelfs het indrukwekkende Centraal Station en het Paleis op de Dam hebben te maken gehad met funderingsproblemen. Het aantal palen onder het Centraal Station wordt geschat op ongeveer 9.000, terwijl het paleis in de zeventiende eeuw gebouwd werd op maar liefst 13.659 houten palen. Ondanks deze stevige basis begon het gebouw na verloop van tijd te verzakken. In 1945 werden extra palen de grond in geslagen, waardoor het paleis nu op een indrukwekkende 13.681 palen rust. Dit illustreert hoe belangrijk funderingswerk is voor de stabiliteit van Amsterdamse gebouwen.
Vondelpark
Niet alleen het paleis, station en talloze andere gebouwen staan op palen, ook het voor het Vondelpark is gebruik gemaakt van deze funderingstechniek. In plaats van huizen staan daar de platanen, zomereiken en paardenkastanjes op houten palen. Normaal gesproken kunnen deze bomen eeuwen oud worden, maar in het drassige veengrond zakten ze weg onder hun eigen gewicht. Om te voorkomen dat hun wortels onder het grondwaterpeil verdwijnen, worden de bomen geplant op een vlonderconstructie op palen. Deze bomen kunnen tot een paar eeuwen oud worden, maar in het Vondelpark zakten ze weg onder hun eigen gewicht. Om te voorkomen dat de wortels onder het grondwaterpeil komen door de verzakking, worden nieuw aangeplante bomen op een vlonder op palen gezet. Ook deze constructies kunnen na verloop van tijd scheef zakken, zowel door de aantasting en het wegrotten van de palen, als door de wortelgroei zelf. Al zakken ze minder snel dan die onder oude gebouwen in het centrum (waar het grondwaterpeil soms schommelt), vraagt het ook in het Vondelpark om onderhoud om de voetjes op het droge te houden.
Vandaag de dag
De stad blijft kampen met funderingsproblemen. Bij herstel worden tegenwoordig geen houten palen meer gebruikt. Moderne technieken maken het mogelijk om gaten te boren die vervolgens met gewapend beton worden gevuld. Deze palen reiken tot dieper in de zandlaag, zijn duurzamer en beter bestand tegen wisselende waterstanden. Toch is funderingsherstel een ingrijpende en kostbare operatie, die tonnen per pand kan kosten. Gemeente en bewoners delen de verantwoordelijkheid om de historische stad overeind te houden - een uitdaging die even technisch als cultureel is.

Opmerkingen